
Het is dinsdag 9 uur, ik ga naar buiten om boodschappen te doen. De weg is opgebroken. Een oudere fietser met de fiets aan de hand is in discussie met een man in een geel hesje.
‘Maar Zwarte Piet was altijd degene die stout mocht doen!’ roept de fietser. Ik loop door, ik kijk om. ‘Snap je wel?’ Ik loop door.
In de supermarkt bedenk ik dat het kabinet wel eens gevallen zou kunnen zijn. Ik kijk op mijn telefoon. Inderdaad.
Als ik terugloop, groet ik de man in het gele hesje: ‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen,’ groet hij lachend terug. Ha, hij is blij.
‘Goede morgen! Het kabinet is gevallen!’ roep ik nog een keer, terwijl ik met mijn tas voorbij sjouw. Ik kijk nog even om.
‘Krijgen we nu minder belastingen?’ roept de man me na.
Teleurgesteld loop ik door. De democratie werkt. Maar voor wie? Zou het dan toch waar zijn dat de democratie niet…
Nee, nee meisje. Deze gedachte onmiddellijk verwerpen. De democratie is niet in het algemeen belang, de democratie is het algemeen belang. Dat leerde je van je ouders. En op school.
Verwerp de gedachte. Geloof in de democratie. Heel lang.
’s Avonds hoor ik dat Mustafa Stitou de Johan Polak-prijs heeft gewonnen. De wat? Ja, al twee weken geleden. Dat wist ik niet. Het is een grote prijs, 50.000 euro. Ik ben blij. Niet superblij. Ik ben niet Mustafa Stitou.
‘De truc van de kleine ramp / die de grote overschaduwt’, schrijft hij.
Oké. Toch superblij.